Er zit een monster opgesloten in de kerker. Het is er koud en donker, onder de grond. Het is eng om af te dalen. De treden zijn glad en uitgesleten. Het vergt moed om het monster tegemoet te treden en in de ogen te kijken…..

Het monster is gruwelijk. Lelijk, afstotelijk, vies en oogt gevaarlijk. Toch weet ik ergens dat het monster me niks zal doen als ik het maar aankijk. Omdat ik er zo bekend mee ben. Als ik het recht in de ogen kijk zal ik zien dat het in wezen veel liefde in zich draagt. Ik weet niet of ik dit kan vertrouwen, want daarin zit ook iets opgesloten dat me op mijn plek houdt, gevangen.

In de kerker is ook een witte duif, die door de tralies naar buiten kan en voor mij op zoek gaat naar de uitweg.

Ik heb me jarenlang afgevraagd wie er voor dat monster stond. Nu weet ik dat het monster staat voor mijn trauma. En de duif? De duif staat voor mijn ziel. Met vleugels van immense kwetsbaarheid en kracht.

Kijk daar ga ik!